Interviews      
 
Interview Luister, december 2007
Mens en ding: Susanne van Els, power uit 1745.

Puur toeval. Je loopt een winkel binnen, ziet een foto van een prachtige altviool, en hoort dat het instrument mogelijk op de markt komt. Een droom werd werkelijkheid voor Susanne van Els. Zij bespeelt een prachtige Testore uit 1745. 'Perfect voor mij. Zoveel power, ha, ik word altijd gehoord.'


Susanne komt binnengerend na een lange avond van college aan de Radboud Universiteit. Net als aan de Universiteit van Utrecht, alwaar zij aan het University College doceert, heeft zij een eigen lesprogramma: het Honours Programma voor toptalent, waar studenten van 15 tot circa 24 jaar aan deelnemen. 'Liefst geen orkestje, roep ik altijd bij de samenstelling van de klas. De mČlange van studenten die kunnen spelen en niet-spelen is vreselijk leuk. In principe is het college voor iedereen toegankelijk. Het is geweldig om een heavy metal addict naar Monteverdi te laten luisteren. Ik merk dat de muziekbeleving bij de amateurmusici vaak een stuk hiÎrarchischer is. Het moet 'mooi' zijn. Maar als de oren eenmaal schoon geveegd zijn en ze ook zelf als componisten aan de slag gaan wordt alles mogelijk.'

Van Els (1963) heeft onlangs met Reinbert de Leeuw en Ramsey Nasr de mooie CD annex gedicht Sonata uitgebracht, waarop een van Sjostakovitsj' soberste maar mooiste composities: Sonata voor altviool en piano, Op. 147 (1975). PoÎet en verteller Nasr draagt een absurdistisch gedicht voor, waarin de domheid, wreedheid en somberte van het repressieve communisme op een lichtvoetige en daardoor scherpe wijze wordt geridiculiseerd. Sonata is geen makkelijk stuk, maar de soms knarsende, schurende en wrijvende alt van Van Els zorgt voor een emotionele dimensie, die de luisteraar het stuk intrekt.

De altviool is niet een voor de hand liggende keuze. Het instrument is jonger dan de viool, veel literatuur is er verhoudingsgewijs nog niet voor geschreven, en primarius in een strijkkwartet word je er niet snel mee. Van Els: 'Al heel jong wilde ik viool spelen. Op mijn derde of vierde vroeg ik al om een viool. Mijn ouders, waarover niets dan goeds, hadden geen idee waar dit vandaan kwam, en gaven me blokfluitles. In 1969 wilde mijn moeder me inschrijven bij de muziekschool, maar in die tijd werd dat niet gezond geacht. Maar ik moest en zou, en een jaar later mocht ik een introductiecursus doen. Ik kon echter alles al. Elke week kwam ik thuis, en zei: ik wil viool! Op mijn negende was het zo ver: ik mocht een viool gaan uitzoeken. Ook mij is het een raadsel waarom juist de viool zo'n aantrekkingskracht had. Op die leeftijd had ik nooit iemand viool zien spelen, maar ik had wel elpees van de Brandenburgse Concerten met een sprookje. 'Toen ik eindelijk viool mocht spelen, voelde dat fijn, goed. Eerst een halfje, toen een driekwart. Op mijn twaalfde mocht ik mijn eerste echte viool uitzoeken. Met mijn vader en een collega van hem, ging ik naar Den Haag. In de kruip door, sluip door winkel van Vedral, waar iedereen fluisterde, mocht ik een viool uitzoeken. En daarna gingen we Indisch eten bij Garuda, op de Kneuterdijk.'

STUKJE BRANDHOUT
'Die eerste echte eigen viool heb ik niet meer. Ik kreeg daarna een viool die van mijn grootvader is geweest. Hij had er twee, eentje voor mijn nichtje, en eentje - de mooiste -voor mij. Nu speel ik inmiddels altviool, dat kwam doordat ik dacht dat een leven met alleen viool me zou gaan vervelen. Ik deed toelatingsexamen schoolmuziek, waar ik alle disciplines te verstouwen kreeg, maar het werd een drama: ik moet en zou op het podium. Ik stortte me op de nieuwe muziek op het Haags conservatorium, had veel contacten met componisten, en ik werd medeoprichter van het Ives Ensemble. Een punker met een enorme bonte hanekam, Arthur Sauer (1962, red.) schreef in opdracht van Louis Andriessen een stuk waarin geen gitaren, bassen en drums mochten voorkomen. De bezetting moest zijn: viool, altviool, cello en contrabas, maar Arthur kende tot dan toe alleen de viool, dus voor de uitvoering had Arthur vergeten een altviolist te vragen:
noodgedwongen nam ik die rol op me. Ik weet nog hoe ik met Christian Timm, de adjunct-directeur van het Koninklijk Conservatorium uit het depot een oude altviool heb gehaald. Het was een schattig stukje brandhout, maar al na de eerste aanraking sloeg de fysieke vlam in de pan: ik kon niet ophouden met spelen! Ik voelde een enorme fysieke behoefte om het instrument te beroeren, elke ochtend werd ik wakker met zoveel energie. In wezen is een altviool niet zo vreselijk anders dan een viool. Het is iets groter, iets slomer, maar het geluid, en het fysieke omgaan, is anders. Voor mij is de altviool hét instrument. Op dat stukje brandhout heb ik de eerste jaren van mijn studie met plezier gespeeld.'

GROTE AANKOOP
'Mijn eerste grote aankoop was niet een nieuwe altviool, maar een strijkstok uit het atelier van de grote Franse stokkenmaker Pajot. De stok is essentieel voor het bepalen van de klank. Het is zoiets als een goede wegligging, en hoe hard je kunt gaan, maar dan nog veel belangrijker. De toon wordt door de stok bepaald. Ik kocht hem van vioolbouwer Andreas Post te Amsterdam, met een lening van het conservatorium. Pas daarna kocht ik een goede altviool: een Goldnagl, uit Wenen. Ook Isabelle van Keulen heeft bijvoorbeeld op een Goldnagl gespeeld. Het was een schitterend nieuwbouwinstrument uit 1975, met een mooie, ver dragende toon. Bij elk nieuwbouwinstrument is het de vraag: hoe houdt het instrument zich? Deze Goldnagl was door de vorige eigenaar, Ferdinand Erblich, goed opgevoed, had zich goed ontwikkeld. Oude instrumenten hebben al een geschiedenis opgebouwd. De Goldnagl wordt gelukkig steeds beter, je kunt horen hoe het reageert op muzikanten. Daarom, nu ik een andere altviool bespeel, heb ik het uitgeleend aan een talentvol musicus, zodat het zich nog verder kan ontwikkelen.'
'Je hebt, als je solistisch carričre wilt maken, een goed instrument nodig. Vooral als je altviool speelt, het blijft toch een buitenbeentje. Maar je weet het: een goede viool is onmogelijk te bekostigen. Ik heb me gedwongen om zolang mogelijk in de Goldnagl te blijven geloven, totdat ik het punt was gepasseerd waarop ik niet anders kon concluderen dan dat het instrument niet genoeg was om er de absolute top mee te halen. Toen ik me dat realiseerde, kon ik bijna geen noot meer spelen. En op dat moment liep ik de winkel van Andreas Post binnen, waar een prachtige foto van een altviool hing. Ik vond 'm móóióióióii!
'Als een kindje wordt geboren, is dat een groot mirakel. Hoe vormloos misschien, het karakter, het markante, is vaak al meteen op het gezichtje zichtbaar. Zo was het met die foto van een altviool van Carlo Antonio Testore uit 1745. Het karakter van de viool schreeuwde me tegemoet. Ik was gegrepen, en Andreas zag dat. Hij vertelde me dat de altviool in Duitsland was, maar dat de koper, een gerenommeerde orkestviolist, de financiën waarschijnlijk niet bij elkaar kon schrapen.
'Inderdaad, een tijdje later, in 1999, kwam de Testore naar Nederland, en bij Andreas mocht ik er boven zijn atelier op spelen. Jáááá man, ik dacht dat mijn tanden los zouden trillen. Pure wondertonen! Zo direct, zo gaaf, zo diep en helder. Maar ja, een Testore is onbetaalbaar. Ik nam het besluit om er alles aan te doen om erop te kunnen blijven spelen. Het was vanaf die eerste blik op de foto mijn instrument. Van mij, en niemand anders. Het had geen zin om achter een altviool aan te gaan die misschien de helft minder duur was, want ook dat was onbetaalbaar.'

FONDSEN
'In eerste instantie zou een nieuw fonds zich erover ontfermen, maar dat lukte niet. De SNS Bank is er toen ingestapt, en is min of meer mijn sponsor geworden. Ook al bleef ik achter met betalingen, de bank heeft dat volgehouden, en moet verlies hebben geleden op hun steun aan mij. Uiteindelijk hebben er zich allerlei mensen ermee bemoeid, ook Winnie Sorgdrager, er is een publieksactie opgezet, heel goed, maar het duurde te lang. Ik heb een mecenas gevonden. Het is iemand - ik mag geen naam noemen, en elke verwijzing naar de identiteit moet ik vermijden - die zich in deze materie heeft verdiept, en die weet hoe met geld om te springen. Ik heb de Testore in permanent bruikleen, of beter nog: ik heb 'm altijd aan mijn lijf. Dankzij mijn vergaande vasthoudendheid heb ik het voor elkaar gekregen. Ik ben er mezelf dankbaar voor. Het is een spannend succesverhaal met goede afloop.
'Het is een goed gemaakte altviool. Hij is oud, maar zéér gezond. Het instrument heeft zich in de loop van die honderden jaren goed ontwikkeld. De goede muziek is als het ware ingesleten. Hoe goed een nieuwbouwinstrument ook kan zijn: hiertegen valt niet op te bouwen. Mijn Testore heeft eigen karakteristieken. Heel vreemd: toen hij werd gebouwd, was de altviool geen solo-instrument. Een altviool was er voor de mooie mengkleuren, was er om aangenaam mee te zoemen. Maar dan deze! Een stralende kwaliteit. Perfect voor mij. Zoveel power, ha, ik word altijd gehoord. Het moet de begeestering van de bouwer zijn geweest. Met de altviool werd altijd geÎxperimenteerd, nog steeds overigens, om het goede akoestische draagkracht mee te geven. Bij dit instrument heeft Testore een wonder verricht.
'Deze altviool kwam op een bijzonder moeilijk moment in mijn leven: het overlijden van onze oudste dochter Nina. Muziek maken deed pijn, en als je dan een stuk van Sjostakovitsj moet spelen, dat helpt niet echt. De Testore was toen een lichtpuntje, en hielp me om weer in de muziek te kunnen gaan, om weer verder te leven. Verschillende componisten hebben ook stukken voor mij gecomponeerd die met Nina te maken hebben, al is muziek geabstraheerd. Het gaat over alle pijn, over alle rouw. Klaas de Vries en Willem Jeths schreven beide een elegie, en Huba de Graaff componeerde een heel vrolijk stuk: 'Je bent zo mooi als meisjes zijn'.'

PUUR SOLISTISCH
'De Testore is groter dan een Guarnieri. Veel groter. Ook voldoet hij niet aan het klankideaal uit die tijd: het is geen zoemer, en al helemaal geen meezoemer. Ik kan er alle basiskleuren mee krijgen, begrijp me goed, maar de aard van dit instrument is puur solistisch. Op een stralende manier is de klankkleur pregnant. Bij sommige instrumenten moet je heel erg veel gewicht uitoefenen op de snaren, vaak geforceerd, om de juiste toon te benaderen. Niet bij mijn Testore. Het is zoiets als rijden in een perfect afgestelde Ferrari. Ook in het laag blijft hij heel goed klinken. Soms, door airconditioning bijvoorbeeld, gaat er bij oude instrumenten een klankspectrum op slot, maar niet bij deze. Hij heeft geen kuren, is niet wispelturig. Eens in de twee, drie maanden volstaat een set nieuwe snaren, en dan klinkt hij in één keer weer goed. 'In het begin durfde ik er niet alle stukken op te spelen. Een sonate van Gy–rgy Ligeti doe je niet zomaar op een instrument waar je net kennis mee hebt gemaakt. Je hebt wat te veroveren. Nu voel ik mij vrij. Samen kunnen we alles. Deze viool heeft alle mogelijkheden, het is aan mij om te zorgen dat het lukt. Het mooie van zo'n instrument is, dat je niet beperkt bent in je ontwikkelingsmogelijkheden. Je wordt niet afgeremd. Het is inspirerend. Zoveel klanken, alles kan. Ik herken de klank inmiddels uit duizenden, en het mooie is: ik kan mijn klank zoeken. Daarom is deze viool zo eigen aan mij. 'Al die eerste keer voelde het zo: dit is mijn viool. Ik had natuurlijk nog nooit een instrument van deze voorbeeldige kwaliteit gehad, maar ik kende wel instrumenten van die klasse.Ik vind hem perfect bij mij passen. Het is ook een bezienswaardigheid. Voor harmonia mundi heb ik drie delen van Ligeti opgenomen, en in de studio in Berlijn kwamen er mensen speciaal langs om naar mijn viool te kijken. Kijken mag, afblijven moet. 'Ik vind het een man. De eigenschappen zijn masculien. Niet macho, want dat is een pose, maar krachtig, met een streven naar dominantie. Ik moet echt oppassen dat ik niet over de anderen heen knal. Echt, hij wil de boventoon voeren. Ik verzorg hem erg goed. Elke avond tandenpoetsen, zoiets. Ik betuig hem altijd respect, het is een soort ritueel geworden. Als de kist opengaat, ligt daar een verwachting, ligt er iets waaraan ik moet voldoen. Een opdracht. Goed je best doen, Van Els, zegt de viool. 'Het is een enorme barriËre om mij voor te stellen dat er ooit iemand anders op speelt. Het is mĚjn altviool, maar ik besef me dat als ik oud en grijs ben, en het niveau van het instrument niet meer aan kan, hij naar iemand anders moet overgaan. Zo'n instrument moet altijd op een zeer hoog niveau worden bespeeld. Het is crimineel als dat niet zo is. 'Overdreven voorzichtig ben ik niet. Hij heeft al bijna drie eeuwen overleefd. Ik kan er behoorlijk gekke geluiden uithalen! Hij is echt mijn partner geworden. Op het podium is hij minstens zo groot als ik. Het is een heerlijke zekerheid: met zo'n instrument zak je niet door het ijs. Hij laat je niet in de steek, en ik mag hem niet in de steek laten.'
  Interview Luister, december 2007 Mens en ding: Susanne van Els, power uit 1745.

 
 
« Ga terug